Boeken

Boeken

Terug naar de ijstijd

Historicus Dr. Henrik Oudeman reist met de trein naar Leede, het Veluwedorp waar hij in 1944 in hotel De Bosrand werd verwekt en waar hij als jongen van veertien, in datzelfde hotel, tijdens een zomervakantie zijn eerste schuchtere liefde beleefde met de twaalfjarige Benny. In Leede, dat in zijn herinnering bijna mythische proporties heeft aangenomen, wil hij, in de week voor kerst, zijn zeventigste verjaardag vieren.

Vanaf het moment van zijn aankomst in het dorp wordt hem pijnlijk duidelijk dat hij op zoek is naar iets dat niet meer bestaat en dat in de vorm waarin hij het zich herinnert misschien wel nooit bestaan heeft. Zo raakt na Henriks aankomst in Leede de tijd uit zijn voegen: klokken gedragen zich vreemd, computerprogramma’s raken in de war en Henrik komt tijdens zijn wandeling door het dorpscentrum terecht in een café waar de tijd heeft stilgestaan. Dit alles culmineert in een surrealistische climax waarin droom en werkelijkheid, heden en verleden opgaan in de doodse stilte van een desolate ijstijd.

______________________________________________________________________________

Lees alvast een fragment uit hoofdstuk 3

Schuin tegenover het station stond vroeger hotel De Bosrand. Gebouwd voor de Eerste Wereldoorlog, was het grote witte hotel ruim tachtig jaar het eerste wat je zag wanneer je in Leede uit de trein stapte. Hier hadden zijn ouders, die voor hun huwelijksreis het gebombardeerde Rotterdam een tijdje waren ontvlucht, een aantal weken gelogeerd in het vroege voorjaar van 1944. Ergens in die weken was hier zijn leven begonnen, wist hij van zijn vader. Niet alleen zijn leven overigens. In een openhartige bui had de eigenaar van het hotel zijn vader eens toevertrouwd dat hij af en toe geboortekaartjes ontving van voormalige erkentelijke gasten uit het westen van het land. Nou, dat zei genoeg, nietwaar? Die kaartjes hing hij op achter de balie, tussen oude foto’s van het dorp. Je kon niet om die geboortekaartjes heen wanneer je het hotel binnenkwam, vertelde zijn vader, die ondanks de oorlog mooie herinneringen bewaarde aan deze vakantie, weg van de ruïnes van Rotterdam. Voor de rest zorgde de natuur. Zo hard kon oorlog een bevolking niet uitdunnen of een paar jaar later was het tekort weer aangevuld. Met rente. Waaronder dus baby Henrik: minuscule druppel in de grote golf geboorten die na de oorlog de tijd was binnen gespoeld.

In de zomer van 1959 wilden zijn ouders nog eens terug naar dat hotel, dat inmiddels een andere eigenaar had omdat de vorige een paar jaar daarvoor aan een hartstilstand was overleden. Achter de balie stond nu een blozende, rijkelijk gevulde dame met opgestoken grijs haar. Ze was de vrouw van de nieuwe eigenaar, vertelde zij, toen zijn moeder naar Albert, de vorige hotelier, informeerde. Ja, meneer Albert had het hotel meer dan vijfentwintig jaar geleid, van nog voor de crisisjaren tot ruim twee jaar geleden. Hij was zo maar in elkaar gezakt achter de balie, plotseling, gasten die net binnenkwamen schrokken zich een ongeluk. Wat een toestand was dat, zoiets vergeet je nooit meer. Vreselijk, vreselijk. Overleef je de oorlog, begeeft je hart het plotseling. Je lot ontloop je niet wilde ze maar zeggen.

We begrepen dat er weinig voor nodig was om deze dame aan de praat te krijgen, daar moest je goed rekening mee houden wanneer je haar aansprak. ‘Het vlees is woord geworden’, zei zijn vader die als leraar Nederlands hield van woordspelingen. Dit was een van de weinige die Hendrik zich nog herinnerde, al begreep hij hem destijds niet.

Geboortekaartjes waren er in 1959 achter de balie niet meer te zien. Er hing nu een grote poster van een jonge ree aan de bosrand die de gasten met grote ogen aanstaarde. De veertienjarige Henrik kreeg een schok toen hij die poster zag. Als een poema sprong plotseling die zin tevoorschijn uit De Artapappa’s, het boek dat hij van zijn moeder niet meer lezen mocht: Daarom doodt hij ook mijn hertje, hij weet ik houd van hem zo veel. Hij had het boek gekregen voor zijn twaalfde verjaardag, het had hem getroffen als een kogel. Twee keer had hij De Artapappa’s gelezen en beide keren had hij zo hartverscheurend moeten huilen dat zijn moeder niet beter wist te doen dan het boek af te pakken en op te bergen in haar slaapkamerkast. Maar die zin over het hertje dat expres werd doodgemaakt door de vader van die jongen, een Transvaals stamhoofd, liet zich niet permanent wegbergen, evenmin als het ongerichte verdriet diep in zijn buik dat voorgoed met die woorden verbonden was.                      

Drie weken lang was Henrik in de zomer van 1959 meerdere malen per dag langs die poster gelopen toen hij met zijn ouders en zijn broertje Wouter in hotel De Bosrand logeerde. In die warme zomer had hij Benny ontmoet.