Werk in uitvoering

Werk in uitvoering

5. Bij God zijn alle dingen mogelijk

Wanneer wij nu het gedachtenlaboratorium verlaten en ons afvragen of dit ‘onmogelijke’ experiment ooit in de praktijk is uitgevoerd, dan moet het antwoord luiden: ‘Jazeker. Veelvuldig zelfs.’ Het christendom, het jodendom en de islam bieden elk een Groot Verhaal dat gebaseerd is op dit experiment. (Ik beperk mij hier tot het christendom, omdat onze IJslander, Hegel en Nietzsche allen uit de christelijke traditie stammen.) De praktische onmogelijkheid van een wereld zoals die in het gedachte-experiment wordt opgevoerd, is in dit Grote Verhaal weggenomen door middel van de formule: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God’ (Lucas 18:27). De toehoorder wordt vervolgens van de waarheid van het Grote Verhaal verzekerd door middel van de formule: ‘Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft’ (Marcus 9:23). Door in te stemmen met dit adagium kan hij van toehoorder tot gelovige worden, er van overtuigd dat alleen dit geloof toegang geeft tot de Ware Wereld.

Volgens het christelijke Grote Verhaal bestaat de wereld doordat en omdat de almachtige God het zo heeft gewild. Als schepping van God vertoont de wereld een zinvolle samenhang, die de uitdrukking is van zijn wil. Als onderdeel van die zinvolle samenhang vinden alle gebeurtenissen, processen en verschijnselen hun betekenis. De mens heeft, als Gods beelddrager, van zijn Maker het unieke vermogen ontvangen om in de Schepping diens wil te kunnen herkennen in de zinvolle samenhangen die de Schepper er heeft ingelegd. Dat vermogen dient dan ook gebruikt te worden; het geeft de mens de plicht naar die samenhangen, die immers Gods wil uitdrukken, te zoeken. Daarom kan Paulus in zijn brief aan de Romeinen schrijven dat onwetendheid voor een zondaar (iemand die Gods wil niet doet) nooit een excuus kan zijn.

Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is niets waardoor zij te verontschuldigen zijn (…).[i]

Binnen de christelijke traditie had het vanaf kerkvader Augustinus (354–430) en Orosius (plm. 385– plm. 420) tot de taken van de theologie behoord om het brede kader aan te geven waarbinnen alles wat zich binnen de wereld afspeelt een zinvolle plaats kan krijgen. Dat wil niet zeggen dat deze zin de theologen altijd duidelijk voor ogen stond. Wij kunnen Gods bedoeling immers nooit ten volle kennen, omdat wij nooit al zijn daden kunnen overzien.  Daarom kijken wij nu nog ‘in een wazige spiegel’, aldus Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs. ‘Maar straks staan wij oog in oog’.[ii] De christelijke traditie verzekert ons er alleen van dat er een diepere zin schuilgaat in alles wat gebeurt.

Over wat die diepere zin nu precies inhoudt kan men grondig van mening verschillen – een mogelijkheid die men in de loop van de geschiedenis van het christendom niet onbenut heeft gelaten. De kern van het geloof werd door die meningsverschillen echter niet aangetast. Spinoza heeft die kern fraai samengevat in de volgende passage:

Als er bijvoorbeeld een steen van het dak op iemands hoofd gevallen is en hem heeft gedood, zullen ze op de volgende manier bewijzen dat de steen is gevallen om de man te doden. Als hij namelijk niet met dat doel is gevallen omdat God het wilde, hoe konden dan zich dan zo veel omstandigheden (vaak komen er immers veel tegelijk samen) toevallig voordoen? U zult misschien zeggen dat het is gebeurd doordat de wind draaide en doordat die man daar langs moest. Maar zij zullen voet bij stuk houden: ‘Waarom waaide de wind op dat moment? Waarom moest die man juist op dat moment daar langs?’ Als u dan weer antwoordt dat de wind toen is opgestoken omdat de zee gisteren, toen het nog kalm weer was, begonnen was onrustig te worden, en dat de man door een vriend was uitgenodigd, dan gaan zij weer door (want er komt geen eind aan de vragen): ‘Maar waarom werd de zee onrustig? Waarom was de man op dat tijdstip uitgenodigd?’ En zo zullen ze niet ophouden door de vragen naar oorzaken, totdat u uw toevlucht hebt genomen tot de wil van God (…).[iii]

De vragen die Iwan Iljitsj stelde, zo luidt mijn eerste conclusie, kunnen alleen zinvol gesteld worden binnen een culturele traditie waarin het vanzelfsprekend is dat de wereld een zinvolle samenhang vertoont, en dat alle gebeurtenissen en verschijnselen in de wereld vanuit die samenhang kunnen worden verklaard en begrepen. In een diepe en fundamentele zin wordt de ervaring van hen die opgroeien binnen deze traditie gestructureerd door deze vanzelfsprekendheid. Ik gebruik hier het woord ‘diep’ om aan te geven dat deze ervaring wortelt in een meer dan tweeduizend jaar oud besef dat gebeurtenissen en verschijnselen in de wereld daden zijn, uitdrukkingen van de intenties van een almachtige Schepper, en dat het deze intenties zijn die aan die gebeurtenissen en verschijnselen hun betekenis of zin verlenen. Ik gebruikte het woord ‘fundamenteel’ om aan te geven dat binnen de traditie die uit deze wortels is gegroeid de van oorsprong theologische vooronderstellingen over de zinvolle samenhang van de wereld geleidelijk hun theologische betekenis hebben verloren en als evidenties onderdeel zijn geworden van een wereldbeeld. In dit wereldbeeld is die zinvolle samenhang een eigenschap van de wereld geworden; een eigenschap dus die los heet te staan van theologische of filosofische vooronderstellingen. Binnen dit wereldbeeld kan Iwan Iljits zinvol vragen naar het waarom van zijn lijden. De Ba-Ila vrouw stuit op onbegrip wanneer zij dezelfde vraag stelt. Niet omdat haar toehoorders het antwoord niet weten, maar omdat zij de vraag niet begrijpen.


Noten

[i] Romeinen 1: 19-20.

[ii] 1 Korintiërs 13: 12.

[iii] Benedictus de Spinoza, Ethica (Vertaling Corinna Vermeulen). Amsterdam: Boom (2012), Deel I, Aanhangsel.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *